Prinsjesdag voor u als IB-ondernemer
In het Belastingplan 2023 zit een groot aantal fiscale maatregelen opgenomen die ondernemers direct raken. In samenwerking met Marree & Van Uunen Belastingadviseurs heeft NOAB deze notitie opgesteld, waarin de belangrijkste maatregelen voor u als IB-ondernemer aan de orde komen. Let wel, het zijn alleen zaken die specifiek over ondernemers in de inkomstenbelastingsfeer gaan. Los van deze maatregelen zijn er nog veel meer fiscale wijzigingen aangekondigd.
Hierbij geldt een groot voorbehoud: deze notitie is geschreven op basis van de inhoud van het Belastingplan 2023 en andere documenten die op Prinsjesdag zijn gepubliceerd. Het kan zijn dat de definitieve uitwerking van de plannen in de uiteindelijke wetgeving anders wordt.
Zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek (ZA) is een aftrekpost voor ondernemers die voldoen aan het urencriterium, dat wil zeggen als hoofdregel minstens 1225 uur per jaar in hun onderneming werkzaam zijn.
Vorig jaar was al aangekondigd dat de zelfstandigenaftrek zou worden afgebouwd, maar die afbouw wordt groter en dus versneld. Dit jaar is de zelfstandigenaftrek nog € 6310, volgend jaar € 5030 en wordt verder afgebouwd tot € 900 in 2027. De startersaftrek blijft wel de huidige € 2.123.
In een tabel:
Wat betekent dat concreet voor u:
door de daling van de zelfstandigenaftrek stijgt uw fiscale winst de komende jaren;
door de stijging van de fiscale winst bent u meer box 1-heffing verschuldigd.
Fiscale oudedagsreserve
De fiscale oudedagsreserve (FOR) is een fiscale faciliteit om uitstel van belastingheffing te creëren. Let wel, uitstel en geen afstel!
Door nu aan de FOR te doteren, krijgt u een aftrekpost die ertoe leidt dat u minder belasting verschuldigd bent. Maar uiterlijk bij het staken van uw onderneming wordt de FOR opgeheven en weer bij de winst bijgeteld, zodat u er alsdan alsnog belasting over verschuldigd wordt. Daarom is de FOR alleen maar een middel om uitstel van belastingheffing te creëren: nu minder betalen, maar later weer meer.
De FOR wordt ‘afgeschaft’, in die zin dat vanaf 1 januari 2023 niet langer aan de FOR mag worden gedoteerd, ofwel het is niet meer toegestaan om de FOR verder op te bouwen. De FOR die op 31 december 2022 al is gevormd, mag wel op de balans blijven staan. Het is dus niet zo dat de FOR moet vrijvallen, waardoor u daarover versneld belasting zou moeten betalen.
Wat betekent dat concreet voor u:
de FOR die u nu heeft opgebouwd, mag gewoon op de balans blijven staan. Daarover moet u dus uiterlijk bij het beëindigen van uw onderneming nog steeds afrekenen;
maar vanaf 2023 mag er niet langer aan worden toegevoegd. Daardoor wordt de stand van de FOR in feite voor de rest van de tijd ‘bevroren’;
zodat het vanaf 2023 niet meer mogelijk is om door middel van de FOR uitstel van belastingheffing te creëren.
Tarief inkomstenbelasting box 1
Het inkomstenbelastingtarief in box 1 wordt verlaagd De eerste schijf (bij een box 1-inkomen tot € 69.398) daalt van 37,07% in 2022 naar 36,93% in 2023. Verder wordt de eerste schijf verlengd van € 69.398 naar € 73.031. Daarnaast worden de algemene heffingskorting (AHK) en de arbeidskorting (AK) verhoogd.
Wat betekent dat concreet voor u:
u bent over uw winst minder inkomstenbelasting verschuldigd;
hoeveel minder hangt helemaal van uw privésituatie af. Dat is echt maatwerk.
In een tabel:
Nu is bij deze tarieven geen rekening gehouden met de mkb-winstvrijstelling. Elke IB-ondernemer krijgt namelijk die aftrekpost ter grootte van 14% van de winst.
Als we met die aftrek ook rekening houden, bedragen de box 1-tarieven voor ondernemers:
Maar nog steeds zijn dit de ‘kale’ inkomstenbelastingtarieven. Hierbij is geen rekening gehouden met bijvoorbeeld de arbeidskorting (AK), algemene heffingskorting (AHK) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW).
Als we ook daar rekening mee houden[1], dan luidt de effectieve marginale belastingdruk voor ondernemers[2]:
U kunt gebruik maken van fiscale aftrekposten, zoals de mkb-winstvrijstelling (die overigens gewoon 14% van de winst blijft) en/of de zelfstandigenaftrek (die zoals hierboven is beschreven langzaam wordt afgebouwd).
Als u dat doet, dan zijn die aftrekposten vanaf volgend jaar nog maar aftrekbaar tegen de lage box 1-schrijf van 36,93%. Dit jaar zijn die posten onder omstandigheden nog aftrekbaar tegen een tarief van 40%, namelijk als sprake is van een box 1-inkomen dat hoger is dan € 69.398. Maar vanaf volgend jaar zijn die posten sowieso nog maar aftrekbaar tegen het percentage van de eerste box 1-schijf.
Dat geldt overigens voor de meeste aftrekposten in box 1, dus ook voor bijvoorbeeld hypotheekrente, giften, specifieke zorgkosten en onderhoudsverplichtingen (zoals alimentatie). Maar weer niet voor premies die u betaalt voor bijvoorbeeld aftrekbare lijfrente- of arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
Wat betekent dat concreet voor u:
Afschaffing middeling
Als u een sterk wisselend inkomen hebt, kunt u onder voorwaarden gebruik maken van een middelingsregeling. Dan wordt het inkomen van de laatste drie jaar gemiddeld, waardoor minder belasting verschuldigd wordt, wat kan leiden tot een belastingteruggaaf. Middeling wordt vanaf 2023 afgeschaft.
Wat betekent dat concreet voor u:
bij sterk wisselende inkomens kunt u geen belastingteruggaaf meer krijgen;
de periode 2022-2024 zal het laatste tijdvak zijn waarover het inkomen gemiddeld kan worden.
Overdrachtsbelasting
Het overdrachtsbelastingtarief gaat per 1 januari 2023 omhoog van 8% (2022) naar 10,4%. Dat geldt niet voor eigen woningen, daarvoor blijft het tarief 2%, afgezien van de vrijstelling (0%) voor woningen tot een aankoopprijs van € 400.000 (2022). Maar voor onder andere bedrijfsvastgoed en beleggingsvastgoed (waaronder verhuurde woningen en vakantiewoningen) stijgt het tarief naar 10,4%.
Wat betekent dat concreet voor u:
als u overweegt om te investeren in een bedrijfspand, dan kunt u dat beter dit jaar nog doen dan volgend jaar. Dat scheelt 2,4% overdrachtsbelasting. Daarbij gaat het overigens om de datum van levering van het pand (lees: de datum van de notariële leveringsakte) en niet om de datum van aankoop (lees: de datum van het voorlopig koopcontract);
dat geldt ook als u nog wilt beleggen in vastgoed: u kunt dat beter dit jaar nog doen dan volgend jaar.
Andere maatregelen
Behalve bovenstaande maatregelen gaat nog een aantal fiscale zaken veranderen, die voor u als IB-ondernemer belangrijk kunnen zijn.
Bpm bestelauto’s voor ondernemers
Per 1 januari 2025 wordt de bpm voor bestelauto’s voor ondernemers afgeschaft. De vrijstelling voor emissievrije bestelauto’s blijft wel bestaan.
Onbelaste reiskostenvergoeding
De onbelaste reiskostenvergoeding voor zakelijke kilometers en woon-werkverkeer wordt verhoogd. Nu is die nog € 0,19 per kilometer (2022), die wordt komende jaren:
2023: € 0,21;
va. 2024: € 0,22.
Hogere bijtelling privégebruik auto’s
Bij emissievrije auto’s wordt de cap verlaagd van € 35.000 (2022) naar € 30.000 (vanaf 2023). De korting op de bijtelling blijft 6%, zodat de bijtelling wordt 22% -/- 6% is 16%. In het jaar van aanschaf van een nieuwe auto, blijft het dan geldende percentage 60 maanden geldig.
In een tabel:
En wat nog meer wijzigingen
Ten slotte
Deze notitie geeft de belangrijkste wijzigingen weer die op Prinsjesdag 2022 bekend zijn gemaakt. En dan speciaal voor u, als IB-ondernemer.
Maar het zijn algemene regels. Het spreekt voor zich dat ik graag met u wil bespreken wat dit nu precies in uw situatie voor gevolgen met zich meebrengt.
[1] Omdat we de ZVW-percentages over 2023 nog niet kennen, hebben we hier nog de tarieven van 2022 gebruikt.
[2] Het effectieve tarief in box 1 voor de eerste schijf wordt verminderd met de algemene heffingskorting van € 3.070. Dit is echter niet te verdisconteren in het effectieve tarief in deze schijf.
[3] Onder bedrijfsresultaat wordt hier begrepen de winst van een IB-onderneming, voor aftrek van mkb-winstvrijstelling en voor aftrek van de zelfstandigenaftrek.
Prinsjesdag voor u als dga met uw eigen bv
In het Belastingplan 2023 zit een groot aantal fiscale maatregelen die directeur-grootaandeelhouders (dga’s) direct raken. In samenwerking met Marree & Van Uunen Belastingadviseurs heeft NOAB deze notitie opgesteld, waarin de belangrijkste maatregelen voor u als dga aan de orde komen. Let wel, het zijn alleen zaken die specifiek over dga’s en hun eigen bv in het mkb gaan. Los van deze maatregelen zijn er nog veel meer fiscale wijzigingen aangekondigd.
Hierbij geldt een groot voorbehoud: deze notitie is geschreven op basis van de inhoud van het Belastingplan 2023 en andere documenten die op Prinsjesdag zijn gepubliceerd, oftewel wetsvoorstellen. Het kan zijn dat de definitieve uitwerking van de plannen in de uiteindelijke wetgeving anders wordt.
Tarief vennootschapsbelasting
Winst in een bv wordt belast met vennootschapsbelasting (Vpb). Het Vpb-tarief gaat per 1 januari 2023 omhoog:
het tarief in de lage Vpb-schijf gaat van 15% naar 19% zodat over de eerste schijf 4% meer belasting verschuldigd wordt;
daarnaast gaat de lengte van de eerste lage Vpb-schijf omlaag van € 395.000 naar € 200.000, zodat bv’s sneller in de tweede hoge Vpb-schrijf van 25,8% vallen.
Wat betekent dat concreet voor u:
bv’s gaan meer Vpb betalen;
u kunt beter winsten in 2022 laten vallen dan in 2023, dan betaalt u minder Vpb;
als de winst van uw bv ruim in de tweede schijf van 25,8% valt, ofwel bij een winst in de bv vanaf € 200.000, moet u erover nadenken of u die winst niet beter kunt verdelen over meerdere (nieuwe) bv’s. Dat scheelt 6,8% Vpb over de winst boven € 200.000.
In een tabel:
Tarief aanmerkelijk belang (box 2)
Als een bv dividend uitkeert aan haar dga, wordt dat nu nog belast met één vast tarief van 26,9% inkomstenbelasting in box 2. Ongeacht de hoogte van het dividend. Dit, afgezien van de voorheffing van 15% dividendbelasting die de bv bij het uitkeren van het dividend als voorbelasting inhoudt. Die ingehouden dividendbelasting wordt verrekend met box 2-heffing.
In 2023 blijft het box 2-tarief 26,9%. Het box 2-tarief verandert met ingang van 1 januari 2024. Er komen voortaan twee schijven:
de eerste € 67.000 bruto dividenduitkering wordt belast tegen 24,5%, wat in feite een verlaging van het tarief van 2022 met 2,4% betekent;
het meerdere bedrag dat aan bruto dividend wordt uitgekeerd wordt belast tegen 31%, wat een verhoging van het tarief met 4,1% betekent.
Wat betekent dat concreet voor u:
als u een dividend uitkeert dat minder is dan € 67.000, betaalt u vanaf 2024 2,4% minder inkomstenbelasting. Dan kunt u wellicht beter het uitkeren van dividend uitstellen tot 2024;
maar als u een hoger dividend uitkeert (bijv. voor de financiering van een grotere privébesteding) betaalt u juist 4,1% meer box 2-heffing. In dat geval kunt u beter in 2023 dat grotere dividend uitkeren dan in 2024;
hebt u een fiscaal partner? Dan kunnen de fiscaal partners vanaf 2024 gezamenlijk € 134.000 (2 x € 67.000) dividend uitkeren tegen het lage tarief van 24,5%.
In een tabel:
Combinatie van Vpb en box 2-heffing
Winst die een bv behaalt, wordt eerst belast met 19% – 25,8% vennootschapsbelasting (tarief 2023). Als die netto winst van de bv (lees: het belastbaar bedrag van de bv na het betalen van Vpb) als dividend wordt uitgekeerd, wordt dat dividend vervolgens nog eens belast met 24,5% – 31% box 2-heffing (tarief 2024).
Wat een dga uiteindelijk aan belasting betaalt, heet ‘integrale heffing’. De hoogte daarvan hangt dus af van twee factoren:
hoe hoog de winst in de bv is;
hoeveel dividend uitgekeerd wordt.
Door de wijziging van het Vpb-tarief in 2023 wordt het integrale tarief in 2023 als volgt:
De integrale heffing bedraagt vanaf 2024 minimaal 38,845% en maximaal 48,802%.
In een tabel:
De wijziging van het Vpb-tarief in 2023 en het box 2-tarief in 2024 betekent concreet voor u:
de ‘integrale heffing’ die u uiteindelijk als dga betaalt bedraagt minimaal 38,845% en maximaal 48,802%;
het is belangrijk om de winst per bv lager te houden dan € 200.000 en per jaar niet meer dan € 67.000 dividend uit te keren, dan is de ‘integrale heffing’ het laagst, namelijk 38,845%;
spreiding van winsten over meerdere bv’s en spreiding van dividenduitkeringen over meerdere jaren kan lucratief zijn.
Loon van de dga
Het loon van een dga moet nu als hoofdregel ten minste 75% van het loon van een werknemer met de meest vergelijkbare dienstbetrekking bedragen, met een minimum van normaal gesproken € 48.000.
Dat loon wordt vanaf 2023 100% van het loon van een werknemer met de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Dat houdt in dat in een aantal gevallen het dga-loon moet stijgen.
Als u een holding en een werkmaatschappij hebt, raakt dit indirect ook de verhouding tussen de managementfee en het dga-loon. Nu wordt in de praktijk vaak de vuistregel gehanteerd dat de managementfee ongeveer 100/65e van het dga-loon hoort te zijn. Let wel, dit is een vuistregel waarop veel uitzonderingen van toepassing zijn. Die verhouding wordt vanaf volgend jaar 100/90e van het dga-loon.
Wat betekent dat concreet voor u:
de Staat verwacht dat door deze maatregel een aantal dga’s hun dga-loon verhoogt, zodat zij meer inkomstenbelasting gaan betalen;
u moet kritisch naar de hoogte van uw salaris uit uw eigen bv kijken. Vooral omdat een stijging van het dga-loon een hogere box 1-inkomstenbelasting met zich meebrengt. En de aftrek van die extra salariskosten bij de bv levert vaak minder belastingbesparing op, dan in de box 1-inkomstenbelasting verschuldigd is. U gaat per saldo als dga bij een salarisverhoging dus meer belasting betalen;
en u moet kritisch kijken naar de verhouding tussen managementfee en dga-loon. Die verhouding dient ook in 2023 nog te kloppen.
Tarief inkomstenbelasting box 1
Het inkomstenbelastingtarief in box 1 wordt verlaagd. De eerste schijf (bij een box 1-inkomen tot € 69.398) daalt van 37,07% in 2022 naar 36,93% in 2023. Verder wordt de eerste schijf verlengd van € 69.398 naar € 73.031. Daarnaast worden de algemene heffingskorting (AHK) en de arbeidskorting (AK) verhoogd.
Wat betekent dat concreet voor u:
u bent over uw dga-loon minder inkomstenbelasting verschuldigd;
hoeveel minder hangt helemaal van uw privésituatie af. Dat is echt maatwerk;
alleen gooit een eventuele verhoging van het salaris weer roet in het eten, omdat die juist weer tot een hogere belastingheffing leidt.
In een tabel:
Nu zijn dit wel de ‘kale’ inkomstenbelastingtarieven. Hierbij is geen rekening gehouden met de arbeidskorting (AK), algemene heffingskorting (AHK) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW).
Als we dan kijken naar het effectieve marginale belastingtarief in box 1, ook rekening houdend met de AK, AHK en ZVW[1]geldt de volgende tabel[2]:
Als voorbeeld: stel een dga heeft nu een salaris van € 48.000 en verhoogt dat naar € 49.000, dan kost hem dat uiteindelijk 55,035% meer inkomstenbelasting.
Aftrek tegen lager tarief
U kunt gebruik maken van fiscale aftrekposten in box 1, zoals de hypotheekrente, giften, specifieke zorgkosten en onderhoudsverplichtingen (zoals alimentatie). Als u dat doet, dan zijn die aftrekposten vanaf volgend jaar nog maar aftrekbaar tegen de lage box 1-schrijf van 36,93%. Dit jaar zijn die posten onder omstandigheden nog aftrekbaar tegen een tarief van 40%, namelijk als sprake is van een box 1-inkomen dat hoger is dan € 69.398. Maar vanaf volgend jaar zijn die posten sowieso nog maar aftrekbaar tegen het percentage van de eerste box 1-schijf.
Dat geldt overigens voor de meeste aftrekposten in box 1. Maar weer niet voor premies die u betaalt voor bijvoorbeeld aftrekbare lijfrente- of arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
Wat betekent dat concreet voor u:
aftrekposten tellen minder zwaar mee bij het drukken van belastingheffing in box 1;
waardoor u meer belasting verschuldigd wordt als u een hoog box 1-inkomen hebt.
Lenen bij de eigen bv
Als u geld leent van uw eigen bv, mag dat vanaf volgend jaar niet meer zijn dan € 700.000 (was eerst € 500.000). Dat bedrag van € 700.000 geldt voor u en uw fiscale partner samen. Andere familieleden, zoals kinderen, mogen daarnaast ook € 700.000 per persoon bij uw bv lenen. Daarbij tellen overigens leningen voor een eigen woning niet mee. Maar wel leningen die zijn gesloten voor de financiering van privé beleggingen (w.o. beleggingsvastgoed en vakantiewoningen), ondernemingen van kinderen, enzovoort.
Als u meer dan € 700.000 leent bij uw eigen bv, dan mag dat op zich wel, maar dan wordt het meerdere aangeduid als ‘excessief lenen’ en vervolgens met inkomstenbelasting belast alsof het een dividenduitkering is.
De eerste peildatum voor deze nieuwe regel is 31 december 2023. Dan wordt gekeken welk bedrag u totaal bij uw bv(‘s) hebt geleend. Als het op die datum hoger is dan € 700.000, kost dat belastingheffing. Als u op 31 december 2023 bijvoorbeeld € 800.000 hebt geleend bij uw eigen bv voor de financiering van een vakantiewoning, betaalt u over het meerdere boven € 700.000, ofwel over € 100.000 26,9% box 2-heffing (tarief 2023), ofwel € 26.900.
Daarbij worden overigens alle leningen van u en uw partner (ongeacht of het leningen zijn of rekening-courantschulden) bij elkaar opgeteld. Het aantal bv’s waarbij u heeft geleend maakt ook niet uit. Maar als u én een schuld aan uw eigen bv hebt én een vordering op uw bv, dan is het wellicht slim om die twee te salderen. Dan bent u minder belastingheffing verschuldigd.
Wat betekent dat concreet voor u:
het is belangrijk om goed in beeld te krijgen wat u op 31 december 2023 heeft geleend bij uw eigen bv;
als het ernaar uitziet dat u op 31 december 2023 meer dan € 700.000 leent bij uw eigen bv, is het slim om te kijken of het mogelijk is om een deel van dat bedrag voordien af te lossen, bijvoorbeeld door een dividenduitkering, of de overdracht van privé vermogen aan de bv.
Overdrachtsbelasting
Wat betekent dat concreet voor u:
Andere maatregelen
Behalve bovenstaande maatregelen gaat nog een aantal fiscale zaken veranderen, die voor u als ondernemer met een bv als rechtsvorm belangrijk kunnen zijn.
Per 1 januari 2025 wordt de bpm voor bestelauto’s voor ondernemers afgeschaft. De vrijstelling voor emissievrije bestelauto’s blijft wel bestaan.
Onbelaste reiskostenvergoeding
De onbelaste reiskostenvergoeding voor zakelijke kilometers en woon-werkverkeer wordt verhoogd. Nu is die nog € 0,19 per kilometer (2022), die wordt komende jaren:
Hogere bijtelling privégebruik auto’s
Bij emissievrije auto’s wordt de cap verlaagd van € 35.000 (2022) naar € 30.000 (vanaf 2023). De korting op de bijtelling blijft 6%, zodat de bijtelling wordt 22% -/- 6% is 16%. In het jaar van aanschaf van een nieuwe auto, blijft het dan geldende percentage 60 maanden geldig.
In een tabel:
Betalingskorting
De betalingskorting die geldt bij betaling ineens van de hele voorlopige aanslag Vpb wordt vanaf 2023 afgeschaft.
Aandelenopties
Het komt voor dat werkgevers aandelenopties aan werknemers geven in plaats van gewoon loon. Dat speelt vooral bij start-ups en scale-ups, die onvoldoende geld hebben om hogere salarissen uit te kunnen betalen, maar ook bij andere werkgevers om hun werknemers te binden. Bij een aandelenoptierecht krijgt de werknemer het recht om over een aantal jaren aandelen in de bv te kopen, tegen een vooraf vastgestelde prijs. Althans, als ze dan nog bij het bedrijf werken.
Een aandelenoptie is een vorm van loon, waar dus ook belasting over moet worden betaald. Nu wordt die belasting geheven op het uitoefenmoment, als de werknemer zijn optierecht daadwerkelijk omzet in aandelen. Op dat moment moet de werknemer dan ook belasting betalen, terwijl hij daar het geld vaak niet voor heeft.
Vanaf 1 januari 2023 wordt de belasting als hoofdregel pas geheven op het moment dat de aandelen verhandelbaar zijn, en er daardoor wel geld beschikbaar komt of kan komen om de belasting te betalen.
En wat nog meer wijzigingen
Maar er zijn nog meer veranderingen aangekondigd, die niet zozeer u als dga raken maar toch belangrijk genoeg zijn om ze te noemen:
Ten slotte
Deze notitie geeft de belangrijkste wijzigingen weer die op Prinsjesdag 2022 bekend zijn gemaakt. En dan speciaal voor u, als dga.
Maar het zijn algemene regels. Het spreekt voor zich dat ik graag met u wil bespreken wat dit nu precies in uw situatie voor gevolgen met zich meebrengt.
[1] Omdat we de ZVW-percentages over 2023 nog niet kennen, hebben we hier nog even de tarieven van 2022 gebruikt.
[2] Het effectieve tarief in box 1 voor de eerste schijf wordt verminderd met de algemene heffingskorting van € 3.070. Dit is echter niet te verdisconteren in het effectieve tarief in deze schijf.
Bron: NOAB
Comments